Flink zal ik zijn. Of toch maar niet?

Ik had een keer flink gehuild, flink wat rosé gedronken, flink gemept op de tennisbaan. Ook had ik een keer schandalig hard geschreeuwd tijdens de zoveelste file op de A9. 

Zo waren de scherpe kantjes er wel van af, dacht ik, van het verdriet om mijn dierbare vriend Kees die twee maanden geleden overleed. Bovendien stond de familievakantie voor de deur, een mooie gelegenheid om even afstand te nemen.

Maar eenmaal in het zonnige zuiden denkt mijn lichaam daar anders over. Een paar dagen na de ‘hoera, we zijn op weg’, begint de koortslip. Daarna ontsteekt mijn tandvlees, trekken mijn hamstrings en verstijft mijn rug. De momenten tussen wakker worden en badkamerbezoek verlopen strompelend.

Ondertussen hebben we het beregezellig

We zien de mooiste plekken, kletsen, lachen, doen spelletjes, plonsen in zwembad en zee. Toch heb ik moeite om voluit te genieten, alsof er onderhuids iets broeit en zeurt. Want waar zijn ze: de berichtjes, grapjes, meelevende fotoverzoeken van Kees? Vorige zomer appten en video-belden we er nog vrolijk op los, genietend van elkaars gezelschap. 47 jaar lang ‘was hij er gewoon’ en nu ineens niet meer. De man laat een leegte achter die ik nooit had kunnen vermoeden.

Ik interview genoeg over gemis en afscheid om te weten dat de gouden tip ‘doorvoelen’ is. Maar ik wil het helemaal niet voelen, en zeker niet op vakantie, mijn weerstand is zo groot. Want niet alleen het verdriet om Kees wringt; oude wonden roeren zich ook weer.

Dat is de vermaledijde cocktail van rouw. Behalve verdrietig maakt het me boos en bang

Boos om de onmacht, bang voor de kwetsbaarheid. Kees’ snelle aftakeling heeft het me weer haarfijn onder de neus gewreven: het eeuwige niks is altijd dichtbij.

Maar lang leve het algoritme: er verschijnt een filmpje in mijn tijdlijn, van schrijfster Liz Gilbert. Beeldend vertelt ze hoe rouw in golven komt en dat je je daarin beter als een zeester kunt laten meevoeren. Kwestie van gaan liggen en laten komen wat er komt, het snotteren, miezeren, tieren. Het punt is namelijk dat die golf nooit langer duurt dan zo’n half uur, totdat je snakt naar iets praktisch als een glas water. Daarna is de spanning uit je lijf – tot de volgende golf die telkens milder wordt.

Als een zeester zie ik mezelf niet 1,2,3, maar ik snap wat ze bedoelt

Alleen: hoe doe ik dat dan en wanneer precies? Ook dat blijkt een proces van overgave, het moment komt vanzelf. Want ik ga waterfietsen, verlies mijn slipper en schiet in een blinde paniek. Even later ga ik wandelen, struikel over een suf stoepje en breek uit in tranen. Mijn gezinsleden zien het ook: er is geen ontsnappen meer aan.

Moegestreden plof ik rond de lunch op bed. De luiken sluiten, ik geef me over aan het donker. Ik huil, daarna overvalt me een diepe slaap, urenlang.

Iets lichter, vertrek ik de volgende dag op een boottrip. 16 kilometer uit de kust duikt er een school dolfijnen op. Eentje maakt zich los en zoeft, pal naast ons, mee met de stroom. Van dichtbij zie ik ‘m: soepel dansend, van golf naar golf.

En ik denk: misschien kan ik dat ook.

© Teus Lebbing, www.abrandnewstory.nl
 

Daar gaat-ie door de Méditerranée: mijn soepele inspiratiebron
(filmpje: Pien van Heteren)

Meer lezen van A brand new story?