Zomers verdriet

Fris en opgeladen na lome, langgerekte weken in het zonnige zuiden, fiets ik over het bospad naar mijn date op de tennisbaan. Ik ga ik doen wat ik het liefste doe wanneer ik net terug ben op eigen bodem: even ongeremd mijn vakantieverhalen spuien. Koffie er bij, foto’s er bij en dan stromen de anekdotes vanzelf. Zijn die eenmaal geventileerd, dan kan de knop om naar het echte leven. Dan ben ik er weer.

Maar zonder aandachtig publiek begin ik natuurlijk niks. En daarmee heb ik altijd strontmazzel gehad

Zo was mijn moeder decennialang een nauwgezet ‘meelever’; zij pakte er zelfs een landkaart bij om zich een voorstelling bij mijn vakantieavonturen te vormen. Na haar overlijden nam een select clubje het stokje over, onder wie mijn dierbare tennistrainer die ik inmiddels een halve eeuw ken. Met tussenpozen hier en daar, treffen we elkaar wekelijks om een bal te slaan en het leven door te nemen. Dat doen we bij voorkeur in alle vroegte, matineus als we beiden zijn. Hij is zo iemand die me woordeloos begrijpt en aan mijn backhand ziet hoe ik in mijn vel steek. Omgekeerd geldt inmiddels hetzelfde.

Hij is het voor wie ik deze ochtend goedgemutst naar de tennisclub fiets. Drie weken hebben we elkaar niet gezien; genoeg om bij te praten, vermoed ik.

Maar dan zie ik hem en zijn hoofd staat anders. Ik voel iets en druk het weg

We voeren ons ritueel uit: we huggen, hij zet koffie, we vragen, we kletsen, blij om elkaar te zien. We hebben het over olijfolie, Italiaanse kookkunsten en over hoe je in slaap kunt vallen tijdens nachten waarin het niet afkoelt. Plots is het stil… ‘Lieve Teus’, hoor ik en zet me schrap. ‘Ik ben ziek, ongeneeslijk.’ Hij breekt, de man met de brede schouders.

Er volgt een onwerkelijk uur. Want het kán dus: een wee gevoel rondom de ribben kan in drie weken een onheilstijding worden. Ik hoor over uitzaaiingen, te veel en op foute plekken. We huilen. We huilen om hem en zijn fijne gezin dat hij voor zijn gevoel in de steek laat. We huilen van schrik: hoe kan dit toch, zo opeens? We memoreren onze bijzondere band en de ups en downs die we al bijna 50 jaar van elkaar meebeleven. En er is angst, want hoe lang heeft hij nog?

Dan klinkt hij gedecideerd: ‘We blijven tennissen. Beloof me dat we dat zo lang mogelijk volhouden. Ik wil niet alleen maar praten of patiënt zijn. Ik wil tennissen’, zegt hij. Dus staan we op en gaan doen wat we al decennia naar hartenlust doen: tennisballen heen en weer slaan.

Het is heerlijk, vertrouwd, even zijn we weer zorgeloos

Maar terug naar huis, na een intense omhelzing en gauw tot ziens, volgt de verslagenheid. Van mijn zomerfrisheid is niks meer over. Ik herken de lamlendige zwaarte die zich van me meester maakt: het is de moeheid van verdriet.

Daar is geen vakantie of tennisbal tegen opgewassen.

© Teus Lebbing, www.abrandnewstory.nl
 

In liefdevolle herinnering aan Kees Jochems (1955-2025), hij overleed op 4 juni.

47 jaar was hij in mijn leven – dierbaar, zorgzaam en in goede en slechte buien ontwapenend zichzelf. Dankzij de geneeskunde, een berg veerkracht en warme aandacht van zijn geliefden, heeft hij met ziekte en al nog tien maanden het leven opgesnoven. Tennissen bleef hij tot de laatste snik.

Meer lezen van A brand new story?